top of page

Eschers schone, geordende wereld

Laura Surentu
 

Vrolijke vissen die overgaan in vogels, een waterval waarbij het water weer terug naar boven stroomt, gekke mannetjes die uit het papier schijnen te lopen! Dit soort bijzondere taferelen kunt u verwachten in de originele werken van Maurits Cornelis Escher. Deze Nederlandse graficus werd in 1898 in Leeuwarden geboren. Zijn werk wordt gelukkig nog altijd op internationale schaal hoog gewaardeerd. In deze tekst zullen wij ons verdiepen in het persoonlijke leven van Escher, wat hem inspireerde en wat hij met zijn werk wilde bereiken bij zijn publiek.

Door zijn familie werd Maurits Escher eerst Maukie, en later Mauk genoemd. Vanaf jonge leeftijd hield hij zich graag bezig met het maken van tekeningen en hout- en linoleumsnedes. Op de H.B.S. in Arnhem haalde hij niet zulke goede resultaten. Aangemoedigd door zijn vader, ging hij daarna architectuur studeren in Delft. Daar kreeg hij lessen van Samuel Jesserun de Mesquita, die al snel zag dat Escher zich meer thuis voelde bij het bestuderen van grafische technieken. Escher kreeg de drukkunst goed onder de knie, maar de school zag hem niet bepaald als een uitblinker: ‘...hij is te vasthoudend, te literair-wijsgerig, te weinig een jongeman van stemmingen en bevliegingen, te weinig artiest.’ (Ernst, 11)

De Mesquita werd een belangrijke vriend en leermeester van Escher. Zij bleven elkaar brieven schrijven tot 1944. In dat jaar werd De Mesquita met zijn familie meegenomen door de Duitsers, daarna werd nooit meer iets van hen vernomen. Escher was zeer aangeslagen door het verlies van zijn goede vriend, en heeft de werken van De Mesquita verzameld en op laten nemen in het Stedelijk Museum van Amsterdam.

Escher hield zijn hele leven lang een grote passie voor reizen, en zou in 1922 Spanje en Italië bezoeken, waar hij genoot van de rotspartijen, de heldere zee, en de Romeinse, Griekse en Saraceense architectuur. In Ravello leerde hij Jetta Ulmiker kennen, op wie hij al snel hevig verliefd raakte. In 1923 schreef hij aan zijn goede vriend Jan: ‘Zij oefende op mij een invloed uit, soortgelijk aan die van een elektromagneet op een prullig stuk gietijzer; door deze elektromagneet vloeide een gestadig in kracht toenemende stroom, zodat het misselijk stuk gietijzer met immer toenemende kracht zich naar de magneet voelde getrokken.’ (Locher, 27) De verlegen Escher raapte die zomer al zijn moed bijeen en verklaarde haar bij de zee zijn liefde. Zij zouden later beslissen om in Italië te blijven wonen, en stapten in 1924 in het huwelijksbootje. (Locher, 26) Escher bleef werken als graficus, en tekende toen met name landschappen. Rond deze tijd besloot hij overigens om zijn baard te laten staan.

Steeds weer schreef Escher, hoe belangrijk regelmatige vlakverdelingen waren voor zijn inspiratie. Op vroege leeftijd toonde hij hier al interesse in, maar zijn fascinatie groeide nadat hij in 1922 en 1936 het Alhambra paleis in Granada bezocht had. De sierlijke Moorse tegelpatronen spoorden hem aan om te onderzoeken hoe hij zelf zulke motieven kon maken. Een verschil is, dat Escher zocht naar figuren die bekendheid zouden oproepen, zoals bijvoorbeeld gezichten, vogels en vissen. Zijn werk zou na 1936 steeds meer de richting van de regelmatige vlakverdelingen opgaan. Dit kwam ook omdat hij rond die tijd ging wonen in respectievelijk Zwitserland, België en Nederland. Doordat hij de Italiaanse landschappen zou missen, tekende hij steeds minder landschappen, en ging hij zich steeds meer toeleggen op het puzzelen met motieven. Dit zou leiden naar de typische ‘Escheriaanse’ kunst die hem bekend zou maken.

Eschers liefde voor regelmatige vlakverdelingen en wiskundige kwesties sloten perfect aan bij zijn interesse in kristallen en de manier waarop deze groeien. Daarnaast interesseerde Escher zich voor het afbeelden van perspectief en driedimensionale objecten in relatie tot tweedimensionale objecten. Zo onderzocht hij hoe voorwerpen op verschillende wijzes kunnen worden afgebeeld. Hij toont ons met elke prent weer creatieve nieuwe mogelijkheden: objecten die transformeren of ‘kristalliseren’, eventueel tot in het oneindige toe, gebouwen die op verschillende manieren geïnterpreteerd kunnen worden, en schijnbaar geloofwaardige bouwwerken, die ons stiekem voor de gek houden.

Eén van mijn favoriete werken van Escher is Reptielen. Daar zien we een schetsboek, met daarin een soort puzzel van reptielachtige figuren. Onderaan het blad kruipt echter één van die reptielen zomaar uit het papier, en klimt via een boek over dierkunde, langs een driehoek naar een dodecaëder, waar er (van plezier?) rook uit zijn neusgaten komt. Daarna kruipt het diertje via een schaaltje met sigarettenspullen weer in het schetsboek.

De kleine afbeelding van de reptiel geeft aan hoe Escher te werk is gegaan om een regelmatige vlakverdeling te maken. Hij heeft een regelmatige vorm genomen, de zeshoek, en heeft van de zijdes steeds een beetje ‘weggeknipt’, en in een spiegelende zijde dezelfde vorm er juist bij ‘geplakt’. Bijvoorbeeld het kleine stukje ‘+3’ correspondeert met het stukje ‘–3’ op de tekening. Hierdoor zou een tweede identieke vorm als een soort puzzelstuk passen aan dit eerste stukje. De kunst is hier, om dit zo te doen, terwijl er ook nog een herkenbaar figuur ontstaat, zoals in dit geval een reptiel. Hier is verbeeldingskracht en vindingrijkheid voor nodig. Escher heeft met Reptielen zijn regelmatige vlakverdeling ook nog gecombineerd met een kringloop tussen twee- en driedimensionale objecten.

Escher zag zichzelf liever als een graficus met een wiskundige inslag dan als een kunstenaar, omdat het nu eenmaal subjectief is wat er wel en niet onder ‘kunst’ mag worden verstaan. Hij zocht dus niet persé naar een resultaat dat als ‘mooi’ bestempeld hoefde te worden. (Locher, 125) Dit paste goed bij zijn nuchtere karakter. Hij drukte het liefst voor het grote publiek, en niet voor een geselecteerde elite. Zo schreef hij ooit naar zijn vriend Bruno Ernst: ‘Ik sta steeds een beetje schamper afwijzend tegenover boeken die in een kleine oplage voor een zogenaamd select gezelschap worden gedrukt.’ (Ernst, 22) Na 1960 groeide de vraag naar zijn prenten en liep het geld binnen, maar dit liet hem koud. Hij leefde niet in overdadige welvaart en zocht nooit naar extra assistenten om zijn winst te vergroten.

Kunsthistorici hebben soms moeite om Escher in een bepaalde kunststroming te passen, omdat hij andere doelen nastreefde dan zijn tijdsgenoten. (Ernst, 19) Over zijn motivatie schreef hij: ‘Ik probeer in mijn prenten ervan te getuigen, dat wij leven in een schone, geordende wereld, en niet in een normeloze chaos, zoals het soms lijkt.’ (Locher) Misschien is Eschers kunst daarom een mooi genre op zichzelf, een bijzonder genre dat ons op speelse wijze met behulp van geordende figuren en vriendelijke illusies steeds weer wil verwonderen.


Gebruikte literatuur / bronnen:
-) Ernst, B. 2000. De toverspiegel van M.C. Escher. Amsterdam, Meulenhoff.
-) Locher, J.L. (hoofdred.) 1998. Leven en werk van M.C. Escher. Amsterdam, Meulenhoff.
-) http://www.3villagecsd.k12.ny.us/wmhs/Departments/Math/OBrien/escher.html (Interview met Escher in Metropolitan Mathematician’s Journal, 1948).
-) Website Escher in Het Paleis Museum

 

bottom of page